ma di wo do vr za zo
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
 
 
 
 
 

waar gips niet raakt

Aya Sabi reflecteert over WoWmen!20

Artikel
24.03.20

In de eerste week van maart – de week voor Internationale Vrouwendag – streek de vierde editie van WoWmen! neer in Brussel. Dit programma van performances, lezingen, debatten, films en workshops kijkt met een kritische bril naar de staat van gender, kunst en samenleving. Passa Porta en Kaaitheater vroegen twee jonge Belgische auteurs, de Nederlandstalige Aya Sabi en de Franstalige Thibault Scohier, om WoWmen! bij te wonen en over die ervaring te reflecteren in een nieuwe tekst. Hieronder lees je de bijdrage van Aya Sabi.

In de eerste week van maart – de week voor Internationale Vrouwendag – streek de vierde editie van WoWmen! neer in Brussel. Dit programma van performances, lezingen, debatten, films en workshops kijkt met een kritische bril naar de staat van gender, kunst en samenleving. Passa Porta en Kaaitheater vroegen twee jonge Belgische auteurs, de Nederlandstalige Aya Sabi en de Franstalige Thibault Scohier, om WoWmen! bij te wonen en over die ervaring te reflecteren in een nieuwe tekst. Hieronder lees je de bijdrage van Aya Sabi.


Dit is de laatste betaalde opdracht voor de komende tijd. Wanneer die tijd tot een einde komt, blijft onzeker. België is in lockdown en het laatste waar mensen voor willen betalen is een nieuw literair stuk, denk ik. Wc-papier is veel populairder op dit moment (al kunnen we ons natuurlijk ook de vraag stellen of het niet altijd populairder is geweest). Er is al zo veel geschreven, gedacht en gemaakt; wat de wereld nu nodig heeft, zijn mensen die mondmaskers kunnen naaien, verplegers, longartsen, virologen, vakkenvullers en flexibele leerkrachten.  

Maar ook bij mij blijft de taal weg. Wat is nu nog belangrijk? Waarover schreef ik toen dit nog niet begonnen was? Mijn partner is verbaasd: je hebt uren verteld over alles wat Rosi Braidotti en Minna Salami in het Kaaitheater zeiden, over de dingen die nieuw voor je waren. Je kan er vast iets over schrijven. En dat kan ik ook, maar wat doet het ertoe, denk ik de hele tijd als ik eraan wil beginnen. Moet ik na dit alles niet gewoon mijn universitaire loopbaan beëindigen en iets doen wat mij en andere mensen vooruithelpt, leren naaien bijvoorbeeld?

Braidotti vertelde dat kennis niet het doel is. We moeten denken. Het is een voortdurende actie. Salami omschreef die actie als iets heel plezierigs (joy). Carpe diem is de strijd. Zij is een zwarte vrouw die ondanks de patriarchale, racistische en seksistische structuren die ze zag, wist wat ze wilde, waarom ze de dingen deed, een vrouw die zich bewust was van haar zelfontwikkeling, haar eigen lichaam, verlangde naar een beter zelf, een betere wereld. Het is als leven na een doodservaring. Het is willen leven. Het is willen schrijven. ‘Joy’ betekent niet de slappe lach hebben met vrienden terwijl je aan je lactosevrije cappuccino sipt. Het is nieuwe vormen van taal en verhaal vinden om je zelf te bevrijden, maar tegelijk ook de slappe lach hebben met vrienden terwijl je van die lactosevrije cappuccino sipt. Het is zorgen voor jezelf. Zorgen voor iedereen die jou leest.

Minna Salami heeft gezorgd voor mij. Ik voel me schuldig als ik schrijf, niet alleen in volle coronacrisis, maar ook voor dit alles. Want wat betekenen woorden? De woorden in de boeken die ik bestudeer tijdens mijn theoretische opleiding, maar ook de woorden die ik zelf maak? Je kan ze niet vastpakken, je kan er geen kast mee in elkaar zetten, je kan ze niet als gips gebruiken om er een gebroken bot mee te helen. Ik wil voldoening hebben aan het einde van mijn werkdag: beginnen met een duidelijk doel voor ogen en dat doel ook halen. Maar evengoed wil ik mijn werk niet mee naar huis nemen, wil ik mijn hoofd kunnen uitzetten.

Ik doe dat niet, ik neem altijd mijn werk mee naar huis, ik word ermee wakker en ga ermee slapen. Sterker nog: mijn privé-situatie is mijn werk, vooral de dingen die het meeste pijn doen: een verloren hart, een gebroken ziel. Minna Salami noemt het een fulltime bezigheid, een tweede natuur, een deel van de oplossing is er constant mee bezig te zijn. Welke oplossing? Mijn werk, de woorden, mijn personages zitten zo in mijn bewustzijn en onderbewustzijn gegrift dat ik er nachtmerries aan over houd, dagenlang niet slaap, vermoeid aan de ontbijttafel zit, met hoofdpijn aan mijn schrijftafel ga zitten en doe alsof ik ‘werk’ terwijl ik pieker.

… woorden om stukjes van de wereld te helen.

 

Hoe maak ik een dag betekenisvol, hoeveel uren productiviteit zijn daarvoor nodig, hoeveel woorden moet ik hebben geschreven om me goed te voelen, wie zit er te wachten op nog een boek? Hoe vertel ik iets nieuws? En hoe zorg ik ervoor dat mensen luisteren, me lezen? Kan ik dit wel? Na afloop van Salami’s lezing keek ik naar de vrouw naast mij, professor aan de universiteit van Utrecht, iemand om naar op te kijken, niet per se door haar academische loopbaan, maar meer door wie ze was als vrouw, iemand die ook woorden gebruikt om stukjes van de wereld te helen. ‘Ik geloof echt niet dat zij kan zien hoeveel er structureel misgaat en dan elke ochtend wakker wordt met zoveel energie en enthousiasme om alles weg te schrijven’, zei ik. ‘Ik ook niet’, antwoordde zij.

Maar de hoeveelheid energie of ‘joy’ waarmee Salami elke dag ontwaakt, is eigenlijk niet van belang. Ik heb erover nagedacht en ben tot het besluit gekomen dat er zo veel betekenis is die ik weiger te zien. Dat de wereld een betere plaats zou zijn als iedereen zo bewust werkte aan zichzelf en zijn eigen ontwikkeling. Maar we kunnen het niet van anderen vragen, dus doen we het zelf, terwijl we tellen hoeveel druppels een rivier maken. Vooral nu, nu ik de woorden niet geschreven krijg omdat de wereld stilstaat, iedereen in lockdown, flatten the curve als best werkende openingszin. En juist in deze periode heb ik al vier berichten ontvangen van mensen die mijn debuut (opnieuw) hebben gelezen en die ik dus voor een paar uur per dag even heb weggevoerd.

Toen ik in 2016 aan mijn boek begon, voelde ik mij schuldig over de tijd die ik gebruikte om woorden te scheppen. Opnieuw: woorden waar je geen kast mee in elkaar kan zetten, je kan ze niet vastpakken, het is geen gips. Maar jaren later, als alles wegvalt, als de wereld terugdraait, als de verveling toeslaat, als we niet meer op terrasjes kunnen zitten of naar de bioscoop kunnen gaan, zijn het wel woorden die overblijven en ons weer van betekenis voorzien, onze wonden aan de binnenkant van onze huid helen wat diep zit, waar gips niet raakt. De scheurtjes in de duisternis.

Toen antropologe Margaret Mead werd gevraagd wat het eerste teken van beschaving was, antwoordde ze dat het een dijbeen is: gebroken en geheeld. Een dier sterft aan een femurfractuur omdat het niet zelf zijn eten kan halen, niet zelf kan drinken, het blijft liggen tot het levend wordt opgegeten door andere dieren die hoger in de hiërarchie staan. Er is wel iemand die zorgde voor de mens met een gebroken dijbeen. ‘Iemand door moeilijkheden helpen is waar de beschaving begint’, zei Mead.

Beschaving begint bij een andere mens die voor je zorgt, een deken rond je koude schouders wikkelt, in je handen blaast. Blijf. In moeilijkheden grijpen we terug naar taal en verhaal, verzen en poëzie, een ‘ik zie je graag’ of een ‘hou vol’. Het zijn de woorden die helen. Het zijn de woorden.

Aya Sabi, 20 maart 2020

 

Aya Sabi (1995) is columniste en debuteerde in 2017 met de verhalenbundel Verkruimeld Land. Haar volgende boek Half leven verschijnt in 2020 bij Das Mag. Ze studeert Arabistiek en Islamkunde aan de KULeuven.