ma di wo do vr za zo
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
 
 
 
 
 

HOE KAN JE SAMENHOREN DOORHEEN VERSCHIL?

Michiel Vandevelde in gesprek met Esther Severi over 'Ends of Worlds'

Interview
04.04.19

Naar aanleiding van de première van Ends of Worlds, gaan choreograaf Michiel Vandevelde en dramaturge Esther Severi in gesprek met elkaar

Michiel Vandevelde in gesprek met Esther Severi (2/04/2019, Kaaitheater)

 

 

Ends of Worlds is een sciencefiction dansvoorstelling: hoe breng je sciencefiction en dans samen?

Die combinatie was een echte zoektocht. In de solovoorstelling Andrade uit 2017 zat al een sciencefictionachtige atmosfeer, maar ze was meer geënt op het nu. Sciencefiction impliceert een soort wetenschappelijkheid of een pseudowetenschap. Ik vroeg me af hoe je zoiets kon samenbrengen met het abstracte van choreografie. Al vroeg in het proces vormde dat een probleem: sciencefiction impliceert een narratief, terwijl de dans waar ik van hou eerder abstract is. In Ends of Worlds heb ik er voor gekozen om in letterlijke vorm een sciencefiction verhaal te creëren rond een set van dansmateriaal.

Je koos voor historische materiaal: je herbezoekt de dansgeschiedenis van de 20e en begin 21e eeuw en brengt een capita selecta: referenties aan Duits Expressionisme en de uitloper in Butoh, Isadora Duncan, Kurt Jooss, Anna Halprin, Steve Paxton/contact improvisation, en aan je eigen choreografische materiaal komen aan bod. Wordt het narratief mee bepaald door die selectie, of is het vooral het bredere kader rond het materiaal dat de interpretatie en de lezing ervan kleurt?

Als toeschouwer bevinden we ons in deze voorstelling in de toekomst. We zijn honderden jaren verder, voorbij een kantelpunt waarbij de aarde is geëvolueerd van een rijke biotoop naar een totaal verarmde omgeving. Er heeft zich een klimaatramp voltrokken. Mensen kunnen enkel overleven via extreme technologische ‘enhancements’: lichamen zijn letterlijk cyborgs geworden. Hoe zijn we daar gekomen? De voorstelling gaat uit van een dubbele tijdreis: het idee is dat we ons als toeschouwer in de toekomst bevinden en van daaruit een reis maken terug naar het verleden. Die reis wordt vormgegeven door (dans)materialen – overgeleverd via foto’s, film en tekst – die de toekomstige wezens eerder toevallig hebben gevonden.
Al de dansmaterialen die we gebruiken, verwijzen specifiek naar de 20e eeuw. Dat is een eeuw die enkele grote ontwikkelingen heeft gekend die nog min of meer in vele mensen hun geheugen zitten. Ik ben geïnteresseerd in de manier waarop de recente dansgeschiedenis gespoord heeft met dominante ideologieën in de 20e eeuw. Het zijn die ideologieën die vandaag weer opdoemen als spoken uit het verleden en op een gevaarlijke manier terug een rol gaan spelen in de samenleving. Dit zien we in de opkomst van totalitaire regimes, van fascistische tendensen in Europa, vaak in combinatie met een vorm van neoliberalisme – een enge cocktail die leidt tot iets wat we nog niet weten, maar ik vrees dat de toekomst niet zo rooskleurig zal zijn. De vraag is: hoe zijn we daar gekomen? Ik vond het interessant om afstand te nemen van ons heden en vanuit een toekomstig perspectief te reflecteren en te kijken wat er nu allemaal aan het gebeuren is. De Amerikaanse schrijfster Ursula K. Le Guin zei dat sciencefiction niet over de toekomst gaat maar altijd over het heden. J.G. Ballard sprak over ‘science fiction of the next five minutes’. Bepaalde utopische of dystopische beelden worden in de toekomst geprojecteerd maar zeggen vooral iets over het heden. Ze worden in de fictie ervan uitvergroot of verkleind. En dat gebeurt ook in de voorstelling. Via het dansmateriaal krijg je een uitvergroting van bepaalde ideologische tendensen.

Hoe detecteer of benoem je die ideologieën in dans?

Kunst weerspiegelt altijd de tijdsgeest. Vaak is dat onbewust en is het interessant om later te kijken wat erin gelezen wordt en hoe dat exact werkt. Hoe reageerden kunstenaars op hun tijd en hoe lees je dat in hun werk? De choreografieën van Kurt Jooss bijvoorbeeld zijn zeer donker van aard en zeer figuratief. Vaak werd de dood gethematiseerd in zijn werk. Ze sporen volledig met de dreiging van het fascisme toen. Iemand als Anna Halprin staat voor mij voor het begin van een toenemende individualisering, waarbij alles mogelijk wordt in dans en waarbij handelingen in de dans verschijnen die iedereen kan uitvoeren, zoals een sequentie van aankleden, uitkleden, aankleden, uitkleden, enzovoort. Een toonaangevend credo vanaf de jaren 1960-1970: iedereen is een kunstenaar!

Dans en het dansende lichaam als drager van de tijdsgeest is een thema dat eigenlijk al van bij het begin van je werk een belangrijke rol speelt. Maar tot nu toe deed je dat vanuit het heden, via populaire videoclips, modelling, enzovoort. Nieuw is dat je naar het verleden kijkt en werkt met historisch materiaal. Vanwaar die keuze?

Het belang van geschiedenis, van materiaal uit het verleden, is de afgelopen tijd gegroeid. Dat begon bij mijn vorige voorstelling, Paradise Now (2018), waarin ik met een groep jongeren gewerkt heb rond de voorstelling Paradise Now van The Living Theatre uit 1968. En recenter bij mijn enscenering van het eerste boek van Mensen-landschappen van de 20e eeuwse belangwekkende dichter Nazim Hikmets. In Ends of Worlds ploeg ik verder in die 20e eeuw en ent ik me meer op de dansgeschiedenis. Hoe kunnen we kijken naar het verleden om een uitspraak te doen over het heden en de toekomst? En hoe kan je dat specifiek via de dans doen?

Hoe ga je om met de interpretatie en de activering van dat historische materiaal?

Een historisch correcte re-enactment is nooit mijn interesse geweest. Ik ben eerder geïnteresseerd in zowel interpretatie als misinterpretatie van bepaalde materialen. Daarom hielp het om te denken vanuit een verre toekomst. Een materiaal, bijvoorbeeld een foto van 70 jaar geleden, heeft een soort korreligheid of een totaal andere kwaliteit dan een beeld van vandaag. Net als één van de foto’s die het Sonderkommando in Auschwitz wist te maken, en die we gebruiken in één van de achtergronddoeken. Rond die foto’s zijn veel discussies geweest omdat ze lang geleden zijn bijgesneden. Men wou toen namelijk de centrale focus duidelijker krijgen. Maar daardoor viel het frame van de foto weg (soms een raamopening of dergelijke) waardoor je als kijker niet ziet in welke vreselijke omstandigheden, en met welk een moed dat de foto’s gemaakt zijn. De interpretatie verandert met de tijd, en kan zelfs in het tegengestelde van het oorspronkelijk objectief uitkomen door de wijze van overlevering. Maar ook digitale beelden van vandaag kunnen door bepaalde handelingen errors krijgen en stuk raken. Het verouderen van het materiaal en de potentiële misinterpretatie die er zo kan ontstaan is een speculatief aspect dat een grote rol speelt in de voorstelling. De oude dansvideo’s, vaak van slechte kwaliteit, die we als bronmateriaal gebruikten, nodigden ons uit om een spel te spelen met de fouten, de glitches, de zwarte gaten eigen aan dat materiaal. In het hele proces van geschiedenisoverlevering ontstaan er altijd nieuwe ficties. Dat zet mogelijks ook een politieke verbeelding in gang – in positieve of negatieve zin.

De drager van het materiaal en de technologische storing die optreedt speelt dan ook letterlijk een rol in de voorstelling, en sijpelt zelfs recht de dans in. We zien technologie die faalt: glitches, haperingen en verschillende snelheden wisselen elkaar af in de choreografie. Terwijl in het narratief sprake is van extreem ontwikkelde, technologische enhancement van ‘lichamen’ in de toekomst. Wat wil je uitdrukken met deze tegenstrijdigheid?

Ondanks een groot geloof in technologie, worden we constant omringd door het falen ervan. Er heerst de opvatting dat digitale technologie zeer goed is in het vasthouden van iets. Dit is een ietwat naïef idee vanuit de toekomst bekeken, omdat er ook heel veel stuk geraakt doorheen de tijd. Minder dan in vorige voorstellingen zoals Antithesis, the future of the image (2015) of Andrade (2017) wil ik hiermee een kritiek formuleren op digitale technologie an sich. Ik gebruik het digitale en zijn ‘errors’ eerder als een filter die zo normaal is geworden in de perceptie van de werkelijkheid, zowel nu, in het heden, als in de toekomst.

In het kader van de voorstelling vertelt een stem ons dat men in de toekomst, via het kijken naar die dans uit de 20e eeuw, wil ontdekken hoe de ‘organische’ mens in staat was tot samenzijn, tot liefde, tot gemeenschap. Zitten hierin jouw fundamentele vragen over vandaag?

We behoren niet meer tot één leesbare wereld, zeker in Europa. Door verschillende ontwikkelingen en door migratiegeschiedenis is dit continent niet meer zo homogeen als dat nog niet zo lang geleden schijnbaar het geval leek te zijn. Er is niet meer één set van waarden, één ethische code of een universele verklaring aan de hand waarvan we kunnen leven. Tegelijkertijd voel je overal dat er een enorme nood is om tot iets te behoren, maar op dit moment uit zich dat in totale polarisering: enerzijds in racisme en nationalisme, maar anderzijds ook in minderheidsgroepen die zich op zichzelf terugtrekken. Mijn vraag is er een die de voorbije vijftig jaar voortdurend is gesteld door verschillende denkers, en die onopgelost blijft: hoe kan je samenhoren doorheen verschil?
Of verder: hoe creëer je universaliteit doorheen verschil – wat meteen een contradictie is. Je kan vervallen in bepaalde ideologieën of je kan totaal onverschillig worden, maar apathie brengt ons ook nergens. We zitten in een impasse – hoe geraken we daaruit? We kunnen niet teruggaan naar een verzuilde samenleving, naar zeer rigide vormen van vroeger, maar een meer collectieve – ik zou durven zeggen anarchistische aanpak – blijkt ook een enorme worsteling.

Je bent parallel aan deze voorstelling aan een andere voorstelling Neuer Neuer Neuer Tanz aan het werken in samenwerking met de Folkwang Tanzstudio (Essen, DE). Dit dansgezelschap werd in 1928 opgericht door Kurt Jooss, op wiens erfenis je ook verder werkt. Is die historische interesse een parcours dat je in de toekomst nog sterker gaat ontwikkelen? Wat brengt de toekomst?

Ends of Worlds gaat in de eerste plaats over het tonen van politieke systemen, maar op een meer persoonlijk niveau gaat het over het kijken naar dans en het leren over dans doorheen de geschiedenis. Ik heb ooit voor dans gekozen vanuit een meer intuïtief niveau, omdat ik graag bewoog, en waarschijnlijk ook omdat mijn moeder, een bewegingstherapeute, me veel naar dans heeft meegenomen. Mijn werk is altijd redelijk theatraal geweest, en ook in deze voorstelling speelt theatraliteit een rol, maar ik heb steeds meer de interesse om naar dans an sich op zoek te gaan. In Essen zet ik sterker in op het creëren van choreografieën op basis van een dansgeschiedenis gelinkt aan de 100-jarige geschiedenis van de Folkwang Tanzstudio. Ik zoek naar wat we vandaag nog met dans kunnen doen. Er is een soort bestendiging aan het komen van hedendaagse dans – de laatste grote evolutie was de conceptuele golf in de jaren 1990. Waar gaan we nu naartoe?
Tegelijkertijd blijft die vraag naar het menselijke prominent in mijn werk, wat zich sterker uit in voorstellingen als Human Landschapes – Book 1 (2018) en binnenkort ook het tweede boek (september 2019), gebaseerd op diepmenselijke verhalen, die voor mij een tijdloosheid in zich dragen.
Er ontwikkelen zich in het algemeen verschillende sporen in mijn werk, die met verschillende vragen te maken hebben. Ik zie kunst als een plek van reflectie: over wat het betekent om mens te zijn, om samen te zijn, samen te leven en te behoren tot een omgeving. En ook: over hoe we dat anders kunnen doen. Maar tegelijkertijd zie ik kunst ook als reflectie op zichzelf: in Ends of Worlds en Neuer Neuer Neuer Tanz gaat het dan ook over dans in zichzelf. Verder zet ik nog steeds een directere, politiek lijn verder in mijn werk, onder de noemer The Political Party. Volgend seizoen ontwikkel ik hierbinnen een sciencefictionparlement met kinderen: opnieuw bevinden we ons na een crash, ten midden van stadsstructuren en gemeentehuizen die leeg staan en overwoekerd zijn, maar waarin kinderen een nieuwe manier van onderhandeling beginnen op te bouwen. Die verschillende lijnen in mijn werk zie ik als pogingen om met de complexiteit van vandaag om te gaan: leren omgaan met veelheid en daarin navigeren, zoeken en verschillende richtingen uitproberen. Voor mij is deze zoektocht op dit moment broodnodig.