ma di wo do vr za zo
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
 
 
 
 
 

EEN DUET TUSSEN DANS EN LICHT

een interview met Michiel Vandevelde

Interview
28.11.17

Michiel Vandevelde over zijn laatste voorstelling in de cyclus rond Oswalde De Andrades 'kannibalistisch manifest'. Een interview door Esther Severi (Kaaitheater).

Een interview met Michiel Vandevelde door Esther Severi (Kaaitheater, november 2017)

 

Andrade is het laatste deel van een vierluik: Love Songs (veldeke) (2013), Antithesis, the future of the image (2015), Our Times (2016), Andrade (2017). Je vernoemt dat laatste deel naar een schrijver en dichter, Oswald de Andrade, wiens gedachtegoed eigenlijk het hele vierluik heeft vormgegeven. Waarom de keuze om dit nu te expliciteren?

In het Manifesto Antropofago uit 1928 beschrijft de Braziliaanse schrijver Oswald de Andrade hoe iets invasiefs (in de Braziliaanse context: de Westerse overheerser) niet per se verworpen hoeft te worden maar hoe het opgegeten, verwerkt en uitgescheiden kan worden in een andere vorm, zodat er een transformatie plaatsvindt. Toen ik het manifest leerde kennen, was ik bezig met het project The Political Party. Ik wilde van een wit blad beginnen en een nieuwe politieke structuur creëren, wat na een tijd onmogelijk bleek. Onder invloed van Andrade stelde ik mezelf de vraag wat er gebeurt als je de omgekeerde beweging maakt: dus als je niet van een wit blad begint maar alles wat al bestaat opeet, verwerkt en uitscheidt in een andere vorm. Ik stelde me vervolgens de vraag wat ik binnen de westerse publieke ruimte als invasief beschouw, vooral in relatie tot dans. Ik begon toen aan Love Songs (veldeke), een project van fABULEUS met een groep jongeren. We lazen teksten over politiek en liefde van o.a. Michael Hardt en Alain Badiou. In de pauze leefden de jongeren zich uit op muziek uit populaire videoclips, waarin een bepaalde vorm van lichamelijkheid, beweging en seksualiteit wordt gepropageerd. Er ontstond dan in het werkproces een reflectie over dit soort invasieve, verslavende esthetiek, wat een interessante frictie teweegbracht met het filosofische materiaal.

Vanuit Love Songs (veldeke) ontwikkelde ik een dansfrase uit geapproprieerde bewegingen van bekende videoclips. Met die frase werkte ik verder in Antithesis, the future of the image, Our Times en Andrade. Tot in Our Times heb ik dit materiaal telkens in contrast gebracht met theoretische teksten, waarbij steeds een specifieke vraagstelling centraal stond. In Love Songs (veldeke) was dat politiek en liefde, in Antithesis, the future of the image beeldcultuur, ideologie en techniek, in Our Times ging het over de status van ons denken. Andrade is eigenlijk een soort wrap-up of eindpunt, waarbij alleen de dans overblijft. Ik benoem de voorstelling naar een schrijver of denker, maar er is nu geen tekst meer – enkel een extreem uitpuren van diezelfde dansfrase. Wat eigenlijk 5 minuten dans is, wordt uitgetrokken over veel langere tijd. Hiermee wil ik een bepaalde sfeer of esthetiek installeren die voor mij mogelijkheden inhoudt om een ander soort cultuur in te beelden – om dat wat ik een 21ste eeuwse esthetiek noem finaal kapot te trekken en zo iets anders te laten ontstaan.

Je hebt het over westers en invasief, maar bij Andrade gaat het over elementen die worden ingevoerd in een cultuur die daar oorspronkelijk niets mee te maken heeft: de cultuur van de bezetter. Jij hebt het vervolgens over het invasieve van en binnen de westerse cultuur, waar we zelf toe behoren en die we zelf creëren. Hoe breng je die verschillende contexten samen?

Op een bepaald moment heb ik dat losgekoppeld. Het manifest is geschreven binnen de Latijns-Amerikaanse context en verwijst naar het kolonialisme. Wij worden gedomineerd door een westerse cultuur die we zelf hebben voortgebracht, maar ik voel me er als westerling niet door gerepresenteerd. Ik word ook zelf opgegeten door de cultuur waarvan ik afstam. De vraag voor mij is hoe je als kunstenaar of activist opereert: buiten de maatschappij of van binnenuit. Bij The Political Party leefde het idee om van buitenaf te werken, en bij mijn performatieve werk, zoals in het vierluik, gebeurt dat van binnenuit. Vele culturele producten die gecreëerd zijn binnen onze westerse context zijn invasief door en voor onszelf, en dan kunnen we enkel van binnenuit iets anders propageren, zonder ons er buiten te plaatsen.

In Andrade krijgt het dansmateriaal een nieuwe betekenis en gaat het leven in een andere atmosfeer, net doordat je het helemaal en finaal lostrekt van de ‘effecten’ of betekenissen van waaruit die bewegingen ontstaan zijn.

In Andrade lukt het me misschien voor het eerst om het dansmateriaal echt kapot te trekken. Door het op te rekken en er consequent op te focussen stimuleert het associaties, die doen nadenken over de 21ste eeuwse westerse conditie, waarheen die leiden kan, zowel positief als negatief.

De voorstelling heeft een soort openheid zonder dat ze vrijblijvend wordt, je krijgt als toeschouwer de ruimte om er zelf bij na te denken. Wat ook anders is dan bij de vorige voorstellingen, is dat de dans op een bijna visceraal niveau aanspreekt, wat ik zelf heel interessant vind. Ik ben geleidelijk aan geïnteresseerd geraakt in affect: dat wat voor taal komt, in de split second voor je iets in woorden omzet. Voor Andrade was het zaak om in de eerste plaats in te zetten op affect, op het moment dat alles nog mogelijk is. Vandaar dat ik ook veel werk met donkerte, black out–momenten van full potential waarin je gedachten vrij zijn en je een affectieve relatie kan ontwikkelen met datgene wat ontstaat op scène.

Zo creëer je een heel ander dansend lichaam of personage op scène. Omdat we dit personage niet meteen kunnen linken aan ‘effect’, of aan herkenbare of leesbare betekenissen, lijkt het in de eerste plaats ontmenselijkt. Bij welk mensbeeld wil je uitkomen in dit voorstel voor een nieuwe esthetiek? 

Voor mij waren twee begrippen belangrijk bij het ontwikkelen van dit werk: vervreemding en science fiction. We leven in een tijd waarin technologie steeds meer een rol speelt in het mensbeeld dat we hebben en in het soort mensbeeld dat we projecteren. Waar ik in geïnteresseerd ben is een mensbeeld dat een ambiguïteit in zich draagt: dat enerzijds wel opgegeten wordt door digitale technologie, maar er tegelijk ook overheen probeert te stappen en net een nieuw soort menselijkheid kan creëren in die vervreemding. Science fiction is voor mij een projectie van het soort mensen dat we willen worden. Ik denk dat we nog veel sterker een splitsing gaan ervaren tussen een extreme menselijkheid en een nog veel extremer opgegeten worden door esthetiek en door het soort geest dat je nodig hebt om om te gaan met de evoluties in de digitale technologie. Hoe kun je die beide elementen niet alleen als twee uitersten beschouwen, maar hen ook weer samenbrengen? Dit houdt een voorstel van een nieuw mensbeeld in, voor sommigen dystopisch, maar misschien draagt het ook een bepaalde utopie in zich: constant overspoeld worden door een informatiestroom, maar die ook wel aankunnen, de technologie erachter begrijpen en ermee overweg kunnen. Er zelf door vervreemd worden, maar er ook van willen vervreemden. En doorheen vervreemding menselijker worden ten opzichte van elkaar.

In het symposium rond accelerationisme dat je samen met Kaaitheater organiseerde in 2016 ging het hier onder meer over: hoe de technologische evolutie in de toekomst ons meer tijd kan geven om net opnieuw meer menselijk te zijn.

Technologie neemt sowieso veel aspecten van ons leven over, maar wat er nu ontbreekt is dat we begrijpen hoe dat werkt, hoe algoritmes functioneren. Ik zie het als noodzakelijk om hierrond een extreem bewustzijn te ontwikkelen. Met de digitale technologie gaan we mee in de totale afstandelijkheid van de wereld, in de afstandname van de natuur ook, maar tegelijkertijd vinden we daarin ook de ruimte om meer menselijke relaties aan te gaan.

Hoe zit dat idee nu voor jou in de voorstelling?

Enerzijds is dat lichaam op scène een soort poppetje, een haast virtueel, gecreëerd personage, maar tegelijk zit er ook wel een soort ‘agency’ in. In het tweede deel van de voorstelling verandert het materiaal en worden het schetsen, waardoor opnieuw een soort menselijkheid terugkomt.

Oorspronkelijk was er het idee om met twee op scène te staan, om meer naar een andere man-vrouw verhouding te zoeken, maar ik ben op een bepaald moment van de scène afgestapt. Bryana heeft de dansfrase dan zelf uiteengetrokken via verschillende choreografische tools, en ik ben wat er op scène gebeurt technisch beginnen manipuleren door er licht en muziek op te zetten, en door te beslissen wanneer iets zichtbaar is en wanneer niet en zo verschillende perceptiemogelijkheden te creëren. Voor mij blijft het eigenlijk een duet, waarbij ik zeg maar de touwtjes in handen heb, en die regie ook zichtbaar maak.

De aanwezigheid van een apparaat rond Bryana is inderdaad heel sterk voelbaar. We zien een personage op scène dat lijkt te bewegen en te bestaan door toedoen van technologie. Haar blik is voortdurend frontaal gericht naar één punt in de verte, alsof ze zich niet live voor een publiek bevindt maar communiceert vanachter een scherm, gericht naar één onbepaald iemand. Of naar de regie, diegene die de tijd waarin ze bestaat controleert. Diegene ook die door een eenvoudige black-out haar hele bestaan kan wegvegen. 

Ik zoek inderdaad naar een benadering van de black box als een verduisterende machine. Er zit voor mij een enorme potentie in de black-out, zoals ik voordien al zei, maar ook in het duister, het bijna niet zien. Als je in het theater een black-out hebt, is er dat korte moment dat de spot uitgaat en je het lichaam nog ziet verdwijnen. Dat staat tegenover een black-out/cut in film, waarin het beeld onmiddellijk helemaal weg is. Dat moment in de theaterzaal is ook een beeld, is ook beweging. Dat vind ik interessante tools om mee te nemen in de choreografie. Het duet in deze voorstelling is vooral een duet tussen dans en licht.

Hoe ga je na Andrade, of na het vierluik als geheel, verder met het onderzoek naar een nieuwe esthetiek?

Ik zie dit werk als het eindpunt van de exploratie van een specifiek dansvocabularium gebaseerd op de appropriatie van bewegingen uit pop videoclips. Het is een reflectie op de westerse 21ste eeuwse esthetiek en cultuur. Misschien is de volgende stap het echt los komen van die 21ste eeuwse conditie, en daarvan probeer ik de kiem te leggen in Andrade. De voorstelling is dus een eindpunt van een bepaald traject, en tegelijkertijd het beginpunt van iets nieuw.